Vertaling van parents

Inhoud:

Frans
Nederlands
parents, père et mère {eigenn.}
ouderpaar [o]
ouders


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Mes parents sont décédés.

Mijn beide ouders zijn dood.

Mes parents sont vieux.

Mijn ouders zijn oud.

Mes parents me téléphonent quotidiennement.

Mijn ouders telefoneren mij alle dagen.

Je vis avec mes parents.

Ik woon samen met mijn ouders.

Vous habitez chez vos parents ?

Woont ge bij uw ouders?

Mes parents habitent à Kyoto.

Mijn ouders wonen in Kioto.

Il vit avec ses parents.

Hij woont samen met zijn ouders.

Les parents aiment leurs enfants.

Ouders houden van hun kinderen.

Soyez polies avec vos parents.

Wees beleefd tegen je ouders.

Les enfants doivent obéir à leurs parents.

Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.

Il dépend complètement de ses parents.

Hij is volledig afhankelijk van zijn ouders.

Merci de dire bonjour à tes parents.

Zeg alsjeblieft gedag tegen je ouders.

Ils n'ont pas obéi à leurs parents.

Ze gehoorzaamden hun ouders niet.

Mes parents ne me comprennent pas.

Mijn ouders verstaan mij niet.

Mes parents sont tous les deux morts.

Mijn beide ouders zijn dood.


Gerelateerd aan parents

père et mère