Vertaling van part
afvuren
il/elle part
hij/zij/het brandt los
» meer vervoegingen van losbranden
il/elle part
hij/zij/het vertrekt
» meer vervoegingen van vertrekken
starten
il/elle part
hij/zij/het vertrekt
» meer vervoegingen van vertrekken
il/elle part
hij/zij/het gaat weg
» meer vervoegingen van weggaan
wegrijden
uitlopen
uitvaren
afrijden
il/elle part
hij/zij/het vertrekt
» meer vervoegingen van vertrekken
Voorbeelden in zinsverband
J'ai reçu une lettre de sa part.
Ik heb een brief van haar ontvangen.
Je veux aller quelque part en Europe.
Ik wil ergens naartoe gaan in Europa.
Demandez-lui quand part le prochain avion.
Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.
Nulle part on ne trouvait la bague.
De ring was nergens te vinden.
Nulle part on ne put trouver l'anneau.
De ring kon nergens gevonden worden.
Il part à Tokyo à dix heures.
Om tien uur vertrekt hij naar Tokyo.
Salue tes parents de ma part.
Doe je ouders de groeten van me.
J'ai dû me tromper quelque part.
Ik moet ergens een fout gemaakt hebben.
À quelle heure part le train ?
Hoe laat vertrekt deze trein?
Je n'ai pu le trouver nulle part.
Ik kon het nergens vinden.
Nulle part on ne trouvait la bague.
De ring was nergens te vinden.
Y a-t-il un téléphone quelque part ?
Is er ergens een telefoon?
Elle est allée faire les courses autre part.
Ze ging ergens anders winkelen.
Dis-lui bonjour de ma part s'il te plaît.
Zeg alstublieft hallo tegen hem van mij.
J'ai l'impression de l'avoir déjà rencontrée quelque part.
Ik heb de indruk dat ik haar al ergens ontmoet heb.