Vertaling van passer

Inhoud:

Frans
Nederlands
passer {ww.}
verstrijken
verlopen
vergaan
overgaan
overdrijven
omkomen 
donner, passer {ww.}
verdrijven
aanreiken 
doorbrengen
aangeven 
dépasser, passer, surmonter {ww.}
oversteken
te boven gaan
overgaan
dépasser, passer {ww.}
overlopen
oversteken
overgaan
donner, passer, abouler, bailler {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 
Je suis allé donner mon sang aujourd'hui.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Je veux donner une plante à maman.
Ik wil een plant aan mama geven.
doubler, dépasser, passer {ww.}
voorbijvaren
passeren
voorbijrijden
inhalen
dépasser, passer {ww.}
voorbijlopen
passeren
voorbijgaan
langsgaan


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Je dois passer l'aspirateur.

Ik moet stofzuigen.

Tout va bien se passer.

Alles komt in orde.

Laissez-moi passer, s'il vous plaît.

Gelieve mij door te laten.

Il faudra me passer sur le corps !

Over mijn lijk!

Quelque chose de suspect est en train de se passer.

Er is hier iets aan de hand.

Mon anti-virus a laissé passer un virus.

Mijn anti-virus heeft een virus doorgelaten.

Mademoiselle Klein fait passer un test chaque vendredi.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

Après pas mal de discussions, nous décidâmes de passer les vacances en Espagne.

Na veel overleg beslisten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

C'était un plaisir de passer une soirée avec une fille intelligente, drôle et belle comme toi.

Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.


Gerelateerd aan passer

donner - dépasser - surmonter - abouler - bailler - doubler