Vertaling van pied
Voorbeelden in zinsverband
Il toucha l'eau du pied.
Hij raakte het water met zijn voet.
Il me donne des coups de pied !
Hij schopt me!
Je vais à l'école à pied.
Ik ga te voet naar school.
J'ai dû rentrer à la maison à pied.
Ik moest te voet naar huis gaan.
Nous y allons à pied ou en voiture ?
Zullen we lopend of met de auto gaan?
Mon père ne se rend pas toujours à pied au travail.
Mijn vader gaat niet altijd lopend naar het werk.
Il se débarrassa de ses chaussures d'un coup de pied sans préalablement les délacer.
Hij schopte zijn schoenen uit zonder eerst de veters los te maken.
Je vais parfois à pied au travail, d'autres fois j'y vais en vélo, car mon service est près de chez moi.
Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dichtbij mijn werk.