Vertaling van plancher

Inhoud:

Frans
Nederlands
plancher [m] (le ~) {zn.}
vloer  [m]
J'ai poli le plancher et les meubles.
Ik poetste de vloer en het meubilair op.
L'huile rendit le plancher glissant et causa sa chute soudaine.
De olie maakte de vloer glad en veroorzaakte zijn plotse val.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

J'ai poli le plancher et les meubles.

Ik poetste de vloer en het meubilair op.

L'huile rendit le plancher glissant et causa sa chute soudaine.

De olie maakte de vloer glad en veroorzaakte zijn plotse val.