Vertaling van plus

Inhoud:

Frans
Nederlands
plus {bw.}
langer
meer 
plus {bw.}
plus 
davantage, plus {bw.}
meer 
abonder, pleuvoir, regorger, être riche {ww.}
in overvloed aanwezig zijn
pleuvoir {ww.}
regenen 
Il commence à pleuvoir.
Het begon te regenen.
Il va pleuvoir.
Het gaat regenen.
plaire {ww.}
zinnen
behagen 
bevallen 
aanstaan


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

À plus.

Tot ziens!

Plus d'enfants, plus de mains.

Meer kinderen, meer handen.

Il fera de plus en plus chaud.

Het zal warmer en warmer worden.

Michael Jackson n’est plus.

Michael Jackson is niet meer.

Mange plus de légumes.

Eet meer groenten.

Je veux beaucoup plus.

Ik wil veel meer.

Je n'en veux plus.

Ik wil het niet meer.

Ça n'a plus d'importance.

Het maakt niet meer uit.

Je ne l'aime plus.

Ik hou niet meer van hem.

Il n'est plus ici.

Hij is niet langer hier.

Je ne l'aime plus.

Ik hou niet meer van hem.

Marche plus doucement.

Loop eens wat langzamer.

Étudie plus dur dorénavant.

Studeer vanaf nu harder.

Je ne l'aime plus.

Ik hou niet meer van haar.

Je veux beaucoup plus.

Ik wil veel meer.


Gerelateerd aan plus

davantage - abonder - pleuvoir - regorger - être riche - plaire