Vertaling van roi

Inhoud:

Frans
Nederlands
roi [m] (le ~) {zn.}
koning 
staatshoofd
vorst
Il était un bon roi.
Hij was een goede koning.
Il fut plus qu'un roi.
Hij was meer dan een koning.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

L'argent est roi.

Geld regeert de wereld.

Il était un bon roi.

Hij was een goede koning.

Il fut plus qu'un roi.

Hij was meer dan een koning.

Le roi abusa de son pouvoir.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

Quand je serai grand, je veux être roi.

Als ik later groot ben, wil ik koning worden.

Le roi a régné sur son peuple pendant quarante ans.

De koning regeerde over zijn volk voor veertig jaar.

Le roi ordonna que le prisonnier soit libéré.

De koning gaf het bevel dat de gevangene vrijgelaten moest worden.