Vertaling van seul
Voorbeelden in zinsverband
Seul Obama sait cela.
Dat weet enkel Obama.
J'aime être seul.
Ik ben graag alleen.
Je me sentais seul.
Ik voelde me alleen.
J'aime marcher seul.
Ik ga graag alleen te voet.
J’y vais seul.
Ik ga er alleen heen.
Il l'a fait tout seul.
Hij heeft het zelf gedaan.
Un malheur n'arrive jamais seul.
Een ongeluk komt zelden alleen.
Un malheur n'arrive jamais seul.
Een ongeluk komt zelden alleen.
Es-tu venu seul ici ?
Zijt ge alleen naar hier gekomen?
Elle lui permit d'y aller seul.
Ze liet hem toe alleen te gaan.
Il était résolu à y aller seul.
Hij heeft beslist om daar alleen te gaan.
Il vit seul dans les bois.
Hij leeft alleen in de bossen.
Il était tout seul dans la maison.
Hij was helemaal alleen in het huis.
Penses-tu que je devrais aller seul ?
Vind jij dat ik alleen zou moeten gaan?
Je me sens seul sans toi.
Ik ben eenzaam zonder jou.