Vertaling van son

Inhoud:

Frans
Nederlands
son [m] (le ~) {zn.}
zemelen
son [m] (le ~) {zn.}
geluid  [o]
klank [m]
gerucht [o]
Les requins sont autant sensibles aux impulsions électriques qu'au son.
Haaien zijn gevoelig voor elektrische signalen alsook voor geluid.
Comment sais-tu que la lumière est plus rapide que le son ?
Hoe weet je dat licht sneller is dan geluid?
sa, son {bez. vnw.}
zijn 
z'n
zijne
sa, son {bez. vnw.}
haar 
heur
'r
d'r
hare
sa, son {bez. vnw.}
zijn 
'r
d'r
z'n
haar 
zijne
hare


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Son père est Japonais.

Zijn vader is Japanner.

Il est son ami.

Hij is haar vriend.

Son père est Japonais.

Haar vader is Japanner.

Son père est grand.

Haar vader is groot.

Son histoire était intéressante.

Zijn verhaal was interessant.

Son canular était épatant.

Zijn mop was geweldig.

Son histoire semble vraie.

Zijn verhaal klinkt correct.

Son histoire est vraie.

Zijn verhaal is waar.

Son épouse est française.

Zijn vrouw is Franse.

J'ignore son nom.

Ik ken zijn naam niet.

Son père décéda.

Haar vader is overleden.

J'ai oublié son nom.

Ik ben zijn naam vergeten.

Son discours fut excellent.

Haar toespraak was uitmuntend.

Tout a son importance.

Alles telt.

C'est seulement son imagination.

Je beeldt het je maar in.


Gerelateerd aan son

synoniemen

sa