Vertaling van traverser
Inhoud:
Frans
Nederlands
traverser {ww.}
oversteken
Je l'ai vu traverser la rue.
Ik zag hem de straat oversteken.
parcourir, traverser {ww.}
rijden door
doorkruisen
doorkruisen
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
Je l'ai vu traverser la rue.
Ik zag hem de straat oversteken.
Je peux traverser la rivière à la nage.
Ik kan de rivier overzwemmen.
Penses-tu qu'il soit dangereux, pour moi, de traverser la rivière à la nage ?
Denk je dat het gevaarlijk is als ik de rivier overzwem?