Vertaling van trois
Voorbeelden in zinsverband
Il a trois frères.
Hij heeft drie broers.
Il a trois filles.
Hij heeft drie dochters.
Vous avez trois voitures.
Jij hebt drie auto's.
J'ai trois chiens.
Ik heb drie honden.
Il avait trois fils.
Hij had drie zoons.
Elle a trois frères.
Zij heeft drie broers.
Ma tante avait trois enfants.
Mijn tante had drie kinderen.
Mon oncle a trois enfants.
Mijn oom heeft drie kinderen.
Je voudrais réserver trois places.
Ik zou graag drie plaatsen willen reserveren.
Ma tante avait trois enfants.
Mijn tante had drie kinderen.
Ma tante a trois enfants.
Mijn tante heeft drie kinderen.
M. Suzuki a trois filles.
Mijnheer Suzuki heeft drie dochters.
Cinq plus trois fait huit.
Vijf plus drie is acht.
Nous sommes tous trois étudiants.
Wij zijn alle drie studenten.
Il a trois grandes sœurs.
Hij heeft drie oudere zussen.