Vertaling van tromper

Inhoud:

Frans
Nederlands
tromper {ww.}
op een dwaalspoor zetten
misleiden
tromper {ww.}
tegenvallen 
teleurstellen
ontgoochelen
tromper {ww.}
bedriegen 
C'est mal de tromper les gens, mais c'est pire de se tromper soi-même.
Anderen bedriegen is slecht, maar jezelf bedriegen is nog veel slechter.
tricher, tromper {ww.}
bedriegen 
misleiden


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Il a peur de se tromper.

Hij is bang fouten te maken.

J'ai dû me tromper quelque part.

Ik moet ergens een fout gemaakt hebben.

C'est mal de tromper les gens, mais c'est pire de se tromper soi-même.

Anderen bedriegen is slecht, maar jezelf bedriegen is nog veel slechter.

Tu ne peux pas me tromper avec un truc comme ça.

Je kan me niet voor de gek houden met een trukje als deze.


Gerelateerd aan tromper

tricher