Vertaling van tu

Inhoud:

Frans

Nederlands

tu, toi {pers. vnw.}

je
jij
ge
gij

vous, tu, toi {pers. vnw.}

u
je
jij
ge
gij
jullie
gijlieden
gijlui
gelui
jelui
jou

Frans

Nederlands

Plaisantes-tu ?

Ben je gek?

M'entends-tu ?

Kun je me horen?

Étudies-tu ?

Ben je aan het studeren?

Fumes-tu ?

Rook je?

Quand tu t'en iras tu me manqueras.

Ik zal je missen wanneer je weg bent.

Si tu manges trop, tu vas grossir.

Als je teveel eet, word je dik.

Tu vas grossir si tu manges tant.

Je zal verdikken als je zoveel eet.

Tu peux choisir celui que tu veux.

U kunt kiezen welke je wilt.

Es-tu une sorcière ?

Ben je een tovenaar?

Tu me fais rêver.

Ge doet mij dromen.

Tu parles l'anglais couramment.

Je spreekt vloeiend Engels.

Es-tu sourde ?

Ben je doof?

Pourquoi tu étudies ?

Waarom studeer je?

Tu aimes le rap ?

Vind je rap leuk?

Parles-tu hébreu ?

Spreek je Hebreeuws?