Vertaling van vis

Inhoud:

Frans
Nederlands
vis [m] (le ~) {zn.}
schroef  [v]
vivre {ww.}
leven 

je vis
tu vis

ik leef
jij leeft
» meer vervoegingen van leven

Il faut manger pour vivre, et non vivre pour manger.
Men moet eten om te leven, niet leven om te eten.
J’ai appris à vivre sans elle.
Ik heb geleerd te leven zonder haar.
voir {ww.}
zien 
Laissez-moi voir.
Laat zien.
Le voir, c'est le croire.
Eerst zien, dan geloven.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Je vis à Canton.

Ik woon in Kanton.

Je vis mon rêve.

Ik leef mijn droom.

Vis et apprends.

Leef en leer.

Je ne vis rien.

Ik heb niets gezien.

Je vis à Tokyo.

Ik woon in Tokio.

Je vis à Hyogo.

Ik woon in Hyogo.

Je vis au Japon.

Ik woon in Japan.

Je sais où tu vis.

Ik weet waar je woont.

Je vis avec mes parents.

Ik woon samen met mijn ouders.

Je vis une maison au loin.

Ik zag een huis in de verte.

Je vis l'homme entrer dans la pièce.

Ik zag de man de kamer binnengaan.

Je vis un bateau en amont du pont.

Ik zag een boot stroomopwaarts van de brug.

Ils ont parlé pendant une heure vis-à-vis.

Zij spraken elkaar een uur lang vis-à-vis.

Je vis aux États-Unis

Ik woon in de Verenigde Staten

Je pense que le fait que j'ai vécu avec toi a influencé la façon dont tu vis.

Ik denk dat ons samenwonen je manier van leven beïnvloed heeft.


Gerelateerd aan vis

vivre - voir