Vertaling van vivre
Voorbeelden in zinsverband
Il faut manger pour vivre, et non vivre pour manger.
Men moet eten om te leven, niet leven om te eten.
J'aimerais vivre à New York.
Ik zou graag in New York willen wonen.
Il gagne de quoi vivre.
Hij verdient zijn boterham.
J’ai appris à vivre sans elle.
Ik heb geleerd te leven zonder haar.
L'Homme ne pourrait vivre sans air.
Mensen kunnen niet leven zonder lucht.
On ne peut vivre sans eau.
Men kan niet leven zonder water.
Je ne peux pas vivre sans télé.
Zonder tv kan ik niet leven.
Nous ne pouvons pas vivre sans air.
We kunnen niet leven zonder lucht.
Je ne peux vivre sans toi.
Zonder jou kan ik niet leven.
Les poètes ne peuvent vivre sans amour.
Dichters kunnen niet leven zonder liefde.
Je ne peux pas vivre sans télé.
Zonder tv kan ik niet leven.
On ne peut pas vivre sur cette île.
Je kan niet op dat eiland wonen.
La vie commence lorsque tu es prêt à la vivre.
Het leven begint wanneer je klaar bent om het te leven.
Il était jaloux de sa façon de vivre.
Hij was jaloers op haar levensstijl.
Les humains n'ont jamais été faits pour vivre éternellement.
Het was nooit de bedoeling dat mensen eeuwig zouden leven.