Vertaling van voler
Inhoud:
Frans
Nederlands
Pouvez-vous m'apprendre à voler ?
Kun je me leren vliegen?
Cet oiseau ne sait pas voler.
Deze vogel kan niet vliegen.
Voorbeelden in zinsverband
Frans
Nederlands
Peux-tu m'apprendre à voler ?
Kunt ge mij het stelen aanleren?
Pouvez-vous m'apprendre à voler ?
Kun je me leren vliegen?
Cet oiseau ne sait pas voler.
Deze vogel kan niet vliegen.
Tous les oiseaux ne peuvent pas voler.
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Je préfère voyager en train que de voler.
Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.
Elle s'est fait voler son sac-à-main.
Haar handtas is gestolen.
Je l'ai surpris en train de voler de l'argent.
Ik betrapte hem op het stelen van geld.
Faire voler un cerf-volant peut être dangereux.
Een vlieger oplaten kan gevaarlijk zijn.
Le fils de Tom s'est fait voler pour la troisième fois.
Toms zoon werd voor de derde keer beroofd.