Vertaling van andare

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
andare, camminare {ww.}
gaan 
lopen 
zich begeven
verlopen
van stapel lopen
Devi andare.
Je moet gaan.
Ho dovuto camminare perché non c'erano taxi.
Ik moest lopen, omdat er geen taxi's waren.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Devi andare.

Je moet gaan.

Voglio andare a Londra.

Ik wil naar Londen gaan.

Noi dobbiamo andare.

We moeten gaan.

Volevo andare lì.

Ik wilde daar naartoe gaan.

Pensi di andare all'estero?

Ben je van plan om naar het buitenland te gaan?

Voglio andare a Tokyo.

Ik wil naar Tokyo gaan.

Ho intenzione di andare.

Ik ga.

Devo andare a letto.

Ik moet naar bed.

Voglio andare all'estero.

Ik wil naar het buitenland.

Posso andare a casa?

Mag ik naar huis gaan?

Dobbiamo andare a scuola.

Wij moeten naar school gaan.

Dovreste andare a letto.

Ge zoudt beter slapen.

Devo andare a dormire.

Ik moet gaan slapen.

Dove volete andare?

Waar wilt ge naartoe?

Io voglio andare a Seattle.

Ik wil naar Seattle gaan.


Gerelateerd aan andare

camminare