Vertaling van autobus

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
autobus {zn.}
bus  [m]
autobus  [m]
Volevo noleggiare un autobus.
Ik wilde een bus huren.
Andiamo in autobus.
Laten we met de bus gaan.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Volevo noleggiare un autobus.

Ik wilde een bus huren.

Andiamo in autobus.

Laten we met de bus gaan.

Tutti gli autobus sono pieni.

Alle bussen zijn vol.

Devo cambiare autobus due volte.

Ik moet twee keer overstappen.

Suo fratello va a scuola in autobus.

Zijn broer gaat met de bus naar school.

Stazione degli autobus

Busstation