Vertaling van automobile

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
auto, automobile {zn.}
auto  [m]
automobiel  [m]
La sua automobile è una Ford.
Zijn auto is een Ford.
La sua automobile nuova è fantastica.
Zijn nieuwe auto is wonderbaarlijk.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Lui andò a Boston in automobile.

Hij ging met de auto naar Boston.

La sua automobile nuova è fantastica.

Zijn nieuwe auto is wonderbaarlijk.

Sono andati a Chicago in automobile.

Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.

La sua automobile è una Ford.

Zijn auto is een Ford.

Le ho comprato una nuova automobile.

Ik heb een nieuwe auto voor haar gekocht.

Mio padre ha la stessa automobile del signor Kimura.

Mijn vader en meneer Kimura hebben dezelfde wagen.


Gerelateerd aan automobile

auto