Vertaling van chiave

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
chiave {zn.}
sleutel  [m]
Datemi la chiave.
Geeft u me de sleutel.
Ho perso la chiave.
Ik ben de sleutel kwijt.
chiave {zn.}
schroefsleutel [m]
moersleutel [m]


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Datemi la chiave.

Geeft u me de sleutel.

Ho perso la chiave.

Ik ben de sleutel kwijt.

Lui cercò la chiave.

Hij zocht naar de sleutel.

Ho perso la mia chiave.

Ik heb mijn sleutel verloren.

Tu cerchi la tua chiave.

Je bent je sleutel aan het zoeken.

Ho perso la mia chiave.

Ik heb mijn sleutel verloren.

Dov'è che hai trovato questa chiave?

Waar heb je die sleutel gevonden?

Mi dia la chiave di questo castello!

Geef me de sleutel van dit slot!

Tom ha una chiave dell'appartamento di Mary?

Heeft Tom een sleutel van Marys woning?