Vertaling van festa

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
festa {zn.}
feest  [o]
partij [v]
fuif [v]
festiviteit [v]
Noi faremo una festa sabato prossimo.
We hebben een feest volgende zaterdag.
Più di 100 persone erano presenti alla festa.
Meer dan 100 mensen waren op het feest.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Divertiti alla festa, John.

Veel plezier op het feestje, John.

Oggi è festa nazionale.

Vandaag is een nationale feestdag.

Vorreste venire alla mia festa?

Wil je naar mijn feestje komen?

L'ho conosciuto l'anno scorso ad una festa.

Ik heb hem vorig jaar op een feestje ontmoet.

Noi faremo una festa sabato prossimo.

We hebben een feest volgende zaterdag.

Più di 100 persone erano presenti alla festa.

Meer dan 100 mensen waren op het feest.

Abbiamo invitato un romanziere e un poeta alla festa.

We hebben een romanschrijver en een poëet uitgenodigd voor het feest.

Per favore, salutala da parte mia se la vedi alla festa.

Doe haar de groeten als je haar ziet op het feest.