Vertaling van già
Inhoud:
Italiaans
Nederlands
Voorbeelden in zinsverband
Italiaans
Nederlands
Sono già le 7.
Het is al zeven uur.
È già martedì?
Is het al dinsdag?
Ha già pranzato?
Heb je al geluncht?
Lui è già arrivato?
Is hij al aangekomen?
Loro sono già qui.
Ze zijn er al.
Sono già le undici.
Het is al elf uur.
Lui è già partito.
Hij is al weg.
A Berlino c'è già stata.
Je bent al naar Berlijn geweest.
A Berlino c'è già stata.
Je bent al naar Berlijn geweest.
Io ho già fatto colazione.
Ik heb al ontbeten.
Sei già stato a Parigi?
Ben je al eens in Parijs geweest?
Io ho già fatto colazione.
Ik heb al ontbeten.
L'ultimo treno è già partito.
De laatste trein is al weg.
Ho già impacchettato le mie cose.
Ik heb mijn spullen al gepakt.
Ho già parlato a questo studente.
Ik heb al met deze student gesproken.