Vertaling van lui

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
lui, egli {pers. vnw.}
hij
'ie


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Lui rise.

Hij lachte.

Lui suona molto bene.

Hij speelt zeer goed.

Lui ha un cane?

Heeft hij een hond?

Lui è giapponese?

Is hij Japans?

Lui la ama.

Hij houdt van haar.

Lui è un DJ.

Hij is een DJ.

Lui ha due automobili.

Hij heeft twee auto's.

Lui è intelligente.

Hij is slim.

Lui urlò: "Aiuto!"

Hij schreeuwde: "Help!"

Lui ha strane idee.

Hij heeft vreemde ideeën.

Lui abita a Osaka.

Hij woont in Osaka.

Lui è un ladro.

Hij is een dief.

Lui è pigro.

Hij is lui.

Lui è svizzero.

Hij is Zwitsers.

Lui quanti soldi ha?

Hoeveel geld heeft hij?


Gerelateerd aan lui

egli