Vertaling van porta
lui/lei/Lei porta
hij/zij/het brengt
» meer vervoegingen van brengen
lui/lei/Lei porta
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen
lui/lei/Lei porta
hij/zij/het draagt
» meer vervoegingen van dragen
Voorbeelden in zinsverband
Bussò alla porta.
Hij klopte op de deur.
Non aprire la porta.
Doe de deur niet open.
Lui porta gli occhiali.
Hij draagt een bril.
La verità porta odio.
Waarheid baart haat.
Sentimmo la porta chiudersi.
We hoorden de deur dichtgaan.
La porta è chiusa.
De deur is gesloten.
Feci riparare la porta.
Ik heb de deur laten repareren.
Chiuse la porta.
Hij sloot de deur.
Non lasci la porta aperta.
Laat de deur niet open.
Qualcuno sta bussando alla porta.
Iemand klopt op de deur.
La porta non era chiusa.
De deur was niet dicht.
Apra la porta per piacere.
Doe de deur open alstublieft.
Non lasci la porta aperta.
Laat de deur niet open.
Il ragazzo porta gli occhiali.
Het jongetje draagt een bril.
C'era una grande stella d'oro sulla porta.
Er stond een grote gouden ster op de deur.