Vertaling van sposato
Inhoud:
Italiaans
Nederlands
io ho sposato
tu hai sposato
lui/lei/Lei ha sposato
ik heb getrouwd
jij hebt getrouwd
hij/zij/het heeft getrouwd
» meer vervoegingen van trouwen
Mi vuoi sposare?
Wil je met me trouwen?
L'uomo che sta per sposare è un astronauta.
De man met wie ze gaat trouwen is een astronaut.
Voorbeelden in zinsverband
Italiaans
Nederlands
Larry Ewing è sposato.
Larry Ewing is getrouwd.
Mi chiedo se è sposato.
Ik vraag me af of hij getrouwd is.
Sono sposato
Ik ben getrouwd
Come avete saputo che è sposato?
Hoe wist ge dat hij getrouwd is?
Io sono sposato e ho due bambini.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.