Vertaling van stazione

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
stazione [v] {zn.}
station [o]
stationsgebouw [o]
Dov'è la stazione?
Waar is het station?
Noi abitiamo vicino alla stazione.
We wonen dicht bij het station.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Dov'è la stazione?

Waar is het station?

Io sono vicino alla stazione.

Ik ben in de buurt van de statie.

Noi abitiamo vicino alla stazione.

We wonen dicht bij het station.

Stazione ferroviaria

Treinstation

A che ora arriverete in stazione?

Hoe laat kom je aan op het station?

La scuola è più lontana della stazione.

De school is verder dan het station.

C'è una banca vicino alla stazione?

Is er een bank in de buurt van het station?

Dov'è la stazione ferroviaria più vicina?

Waar is het dichtstbijzijnde treinstation?

Quanto dista da qui alla stazione?

Hoever is het van hier naar het station?

Stazione degli autobus

Busstation

Quando ho lasciato la stazione ferroviaria, ho visto un uomo.

Toen ik het treinstation uitging zag ik een man.

La sua casa è molto lontana dalla stazione.

Zijn huis is heel ver van het station.

Per arrivare dalla stazione a casa di mio zio ci ho messo più o meno cinque minuti.

Het kostte ons ongeveer vijf minuten om van het station naar het huis van mijn oom te komen.