Vertaling van truffa

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
truffa {zn.}
bedrog  [o]
misleiding [v]
bedriegerij [v]
imbroglio, inganno, truffa {zn.}
afzetterij  [v]
ingannare, truffare, beffare, imbrogliare {ww.}
bedriegen 
misleiden

lui/lei/Lei truffa

hij/zij/het bedriegt
» meer vervoegingen van bedriegen

È sbagliato ingannare la gente, ma è peggio ingannare sé stessi.
Anderen bedriegen is slecht, maar jezelf bedriegen is nog veel slechter.


Gerelateerd aan truffa

imbroglio - inganno - ingannare - truffare - beffare - imbrogliare