Vertaling van viaggio

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
viaggio {zn.}
reis 
trip
toer
tocht
Viaggio spesso.
Ik reis vaak.
Stiamo programmando un viaggio a New York.
We plannen een trip naar New York.
viaggiare {ww.}
reizen 

io viaggio

ik reis
» meer vervoegingen van reizen

Mi piace viaggiare.
Ik hou van reizen.
Voglio viaggiare con te.
Ik wil met je reizen.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Viaggio spesso.

Ik reis vaak.

Vi auguro un viaggio piacevole.

Ik wens u een goede reis.

Come stai? Hai fatto un buon viaggio?

Hoe gaat het met u? Hebt u een goede reis gehad?

Stiamo programmando un viaggio a New York.

We plannen een trip naar New York.

Questo è il tuo primo viaggio all'estero?

Is dit je eerste reis in het buitenland?

Loro sono ricche donne inglesi in viaggio in Italia.

Ze zijn rijke Engelse dames op reis naar Italië.

Il viaggio è stato piacevole

Mijn reis was erg leuk

Io rimando il mio viaggio in Scozia fino a quando sarà più caldo.

Ik stel mijn reis naar Schotland uit tot het warmer is.

Sfortunatamente il mio viaggio in Indonesia non è riuscito ad avvenire perché non sono riuscito a risparmiare abbastanza soldi.

Helaas ging mijn reis naar Indonesië ging niet door, omdat ik niet genoeg geld kon sparen.


Gerelateerd aan viaggio

viaggiare