Vertaling van eten

Inhoud:

Nederlands
Deens
eten [o], maal, maaltijd {zn.}
måltid [o]
eten [o], etenswaar [v], gerecht, spijs {zn.}
mad
eten [o], nuttiging [v] {zn.}
måltid [o]
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
spise
æde
Kan ik dit eten?
Må jeg spise dette?
Men moet eten om te leven, niet leven om te eten.
Man skal spise for at leve og ikke leve for at spise.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Termieten eten hout.

Termitter spiser træ.

Kan ik dit eten?

Må jeg spise dette?

Normaal eten wij driemaal per dag.

Normalt spiser vi tre gange om dagen.

Hij is een appel aan het eten.

Han spiser et æble.

Ik ben niet aan het eten.

Jeg spiser ikke.

Ik ben net klaar met eten.

Jeg er lige blevet færdig med at spise.

Laat mij voor het eten betalen.

Lad mig betale for middagen.

Men moet eten om te leven, niet leven om te eten.

Man skal spise for at leve og ikke leve for at spise.

Je mag niet te veel ijs en spaghetti eten.

Du må ikke spise for meget is og spagetti.


Gerelateerd aan eten

maal - maaltijd - etenswaar - gerecht - spijs - nuttiging - bikken - gebruiken - vreten - nuttigen