Vertaling van aanbinden
Inhoud:
Nederlands
Duits
aanbinden, aanvangen, beginnen {ww.}
anfangen
beginnen
anbrechen
beginnen
anbrechen
ik zal aanbinden
jij zult aanbinden
hij/zij/het zal aanbinden
ich werde anfangen
du wirst anfangen
er/sie/es wird anfangen
» meer vervoegingen van anfangen
Ge moet onmiddellijk beginnen.
Du musst sofort anfangen.
Laten we beginnen.
Lasst uns anfangen!
aanbinden, meren, onderbinden, tuigeren, vastbinden, vastleggen {ww.}
anschließen
ik zal aanbinden
jij zult aanbinden
hij/zij/het zal aanbinden
ich werde anschließen
du wirst anschließen
er/sie/es wird anschließen
» meer vervoegingen van anschließen