Vertaling van aanblik
Inhoud:
Nederlands
Duits
aanblik , aanzien , air , verschijning , schijn, uiterlijk, voorkomen, vóórkomen {zn.}
Erscheinung
Aussehen
Aspekt
Anblick
Aussehen
Aspekt
Anblick
aanblik , aanschijn , buitenkant , uiterlijk {zn.}
Habitus
Exterieur
Äußere
Exterieur
Äußere
blik , aanblik , kijk {zn.}
Blick
Einsicht
Einsicht
Hij had een hongerige blik.
Er hatte einen hungrigen Blick.
"Nou..." zuchtte Dima, keerde zich vervolgens naar de verkoopster en wierp haar een moordzuchtige blik toe, "ik geloof dat ik nu geen keus heb..."
„Nun“, seufzte Dima, drehte sich zur Ladenbesitzerin um und bedachte sie mit einem mörderischen Blick, „dann habe ich wohl jetzt keine andere Wahl ...“