Vertaling van aanharken

Inhoud:

Nederlands
Duits
harken, aanharken, opharken, uitkammen {ww.}
harken

ik zal aanharken
jij zult aanharken
hij/zij/het zal aanharken

ich werde harken
du wirst harken
er/sie/es wird harken
» meer vervoegingen van harken



Gerelateerd aan aanharken

harken - opharken - uitkammen