Vertaling van aanleren
Inhoud:
Nederlands
Duits
leren, aanleren {ww.}
lernen
ik zal aanleren
jij zult aanleren
hij/zij/het zal aanleren
ich werde lernen
du wirst lernen
er/sie/es wird lernen
» meer vervoegingen van lernen
Je moet hard leren.
Du must intensiv lernen.
Ik wil leren zwemmen.
Ich will Schwimmen lernen.