Vertaling van aansteker

Inhoud:

Nederlands
Duits
aansteker [m], vuurmaker {zn.}
Feuerzeug [o] (das ~)
Heeft u een aansteker?
Haben Sie ein Feuerzeug?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Hebt ge een aansteker?

Hast du mal Feuer?

Heeft u een aansteker?

Haben Sie ein Feuerzeug?


Gerelateerd aan aansteker

vuurmaker