Vertaling van aanstoken
Inhoud:
Nederlands
Duits
aanstoken, irriteren, ophitsen, op stang jagen, prikkelen, sarren {ww.}
aufreizen
aufhetzen
reizen
anreizen
aufhetzen
reizen
anreizen
ik zal aanstoken
jij zult aanstoken
hij/zij/het zal aanstoken
ich werde aufreizen
du wirst aufreizen
er/sie/es wird aufreizen
» meer vervoegingen van aufreizen