Vertaling van aanvangen
Inhoud:
Nederlands
Duits
aanbinden, aanvangen, beginnen {ww.}
anfangen
beginnen
anbrechen
beginnen
anbrechen
ik zal aanvangen
jij zult aanvangen
hij/zij/het zal aanvangen
ich werde anfangen
du wirst anfangen
er/sie/es wird anfangen
» meer vervoegingen van anfangen
Ge moet onmiddellijk beginnen.
Du musst sofort anfangen.
Laten we beginnen.
Lasst uns anfangen!
aanbreken, aanvangen, beginnen, ingaan {ww.}
anfangen
beginnen
beginnen
ik zal aanvangen
jij zult aanvangen
hij/zij/het zal aanvangen
ich werde anfangen
du wirst anfangen
er/sie/es wird anfangen
» meer vervoegingen van anfangen
Laten we beginnen.
Lasst uns anfangen!
Het experiment moet beginnen.
Das Experiment muss beginnen.