Vertaling van aanvoeren

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanvoeren, besturen, regeren {ww.}
befehligen
führen
anführen
leiten

ik zal aanvoeren
jij zult aanvoeren
hij/zij/het zal aanvoeren

ich werde befehligen
du wirst befehligen
er/sie/es wird befehligen
» meer vervoegingen van befehligen

aanvoeren, bevelen, commanderen, het bevel voeren {ww.}
kommandieren
befehligen
gebieten
befehlen

ik zal aanvoeren
jij zult aanvoeren
hij/zij/het zal aanvoeren

ich werde kommandieren
du wirst kommandieren
er/sie/es wird kommandieren
» meer vervoegingen van kommandieren



Gerelateerd aan aanvoeren

besturen - regeren - bevelen - commanderen - het bevel voeren