Vertaling van afgelasten
Inhoud:
Nederlands
Duits
afgelasten, annuleren, ontbinden, tenietdoen, terugnemen {ww.}
für null und nichtig erklären
kassieren
annullieren
kassieren
annullieren
ik zal afgelasten
jij zult afgelasten
hij/zij/het zal afgelasten
ich werde kassieren
du wirst kassieren
er/sie/es wird kassieren
» meer vervoegingen van kassieren