Vertaling van aflaten
Inhoud:
Nederlands
Duits
aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
aufhören
ik zal aflaten
jij zult aflaten
hij/zij/het zal aflaten
ich werde aufhören
du wirst aufhören
er/sie/es wird aufhören
» meer vervoegingen van aufhören
Ik kon Tom niet stoppen.
Ich konnte nicht aufhören Tom.
Ge zoudt moeten stoppen met roken.
Sie sollten aufhören zu rauchen.
aflaat (mv. aflaten) {zn.}
Ablaß
aflaat (mv. aflaten) {zn.}
Ablaß