Vertaling van afloop

Inhoud:

Nederlands
Duits
afloop [m], eindigen [o], slot [o], uiteinde, eind, einde, end {zn.}
Ende [o] (das ~)
Ausgang [m] (der ~)
Abschluß [m] (der ~)
Aufhören
Zuendegehen
Endung [v] (die ~)
Eind goed, al goed.
Ende gut, alles gut.
Eind goed, al goed.
Ende gut - alles gut.
afloop [m], gevolg, resultaat, uitkomst, uitvloeisel, voortvloeisel {zn.}
Ergebnis [o] (das ~)
Resultat [o] (das ~)
Erfolg [m] (der ~)
Ik ben tevreden met de uitkomst van mijn wiskundetoets.
Ich bin mit dem Ergebnis meiner Matheaufgabe zufrieden.
Dit resultaat laat veel te wensen over.
Dieses Ergebnis lässt viel zu wünschen übrig.


Gerelateerd aan afloop

eindigen - slot - uiteinde - eind - einde - end - gevolg - resultaat - uitkomst - uitvloeisel - voortvloeisel