Vertaling van aflopen
Inhoud:
Nederlands
Duits
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
aufhören
auslaufen
ablaufen
ein Ende nehmen
zu Ende gehen
endigen
enden
auslaufen
ablaufen
ein Ende nehmen
zu Ende gehen
endigen
enden
ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen
ich werde aufhören
du wirst aufhören
er/sie/es wird aufhören
» meer vervoegingen van aufhören
Kun je alstublieft ophouden met zingen?
Könntest du bitte aufhören zu singen?
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Stell dir vor, du bekommst einen Schluckauf und kannst nicht aufhören damit.
aflopen, beieren, galmen, kleppen, luiden, schalmen, overgaan {ww.}
läuten
tönen
schallen
klingen
hallen
tönen
schallen
klingen
hallen
ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen
ich werde schallen
du wirst schallen
er/sie/es wird schallen
» meer vervoegingen van schallen
aflopen, buigen, hellen, overhellen, zich bukken {ww.}
sich bücken
hängen
hängen
ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen
ich werde hängen
du wirst hängen
er/sie/es wird hängen
» meer vervoegingen van hängen
afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
durchqueren
hindurchgehen
durchgehen
hindurchgehen
durchgehen
ik zal aflopen
jij zult aflopen
hij/zij/het zal aflopen
ich werde durchqueren
du wirst durchqueren
er/sie/es wird durchqueren
» meer vervoegingen van durchqueren