Vertaling van afwissen
Inhoud:
Nederlands
Duits
afdrogen, vegen, afvegen, wissen, afwissen {ww.}
wischen
ik zal afwissen
jij zult afwissen
hij/zij/het zal afwissen
ich werde wischen
du wirst wischen
er/sie/es wird wischen
» meer vervoegingen van wischen