Vertaling van afzonderen

Inhoud:

Nederlands
Duits
afzonderen, isoleren {ww.}
außer Verbindung setzen
isolieren
absondern

ik zal afzonderen
jij zult afzonderen
hij/zij/het zal afzonderen

ich werde isolieren
du wirst isolieren
er/sie/es wird isolieren
» meer vervoegingen van isolieren

afzonderen, scheiden, afscheiden, schiften {ww.}
beiseite nehmen
abscheiden
separieren
trennen
scheiden
abtrennen
abteilen
absondern

ik zal afzonderen
jij zult afzonderen
hij/zij/het zal afzonderen

ich werde abscheiden
du wirst abscheiden
er/sie/es wird abscheiden
» meer vervoegingen van abscheiden



Gerelateerd aan afzonderen

isoleren - scheiden - afscheiden - schiften