Vertaling van arm

Inhoud:

Nederlands
Duits
arm, armelijk, armoedig {bn.}
arm
arm, beklagenswaardig, schamel {bn.}
arm
arm {zn.}
Arm [m] (der ~)
Oberarm [m] (der ~)
Laat mijn arm los!
Lassen Sie meinen Arm los!
Mijn arm doet vreselijk pijn.
Mein Arm schmerzt sehr.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Laat mijn arm los!

Lassen Sie meinen Arm los!

Mijn arm doet vreselijk pijn.

Mein Arm schmerzt sehr.

Arm zijn is geen schande.

Arm sein ist keine Schande.

Wat, als ik arm ben?

Was ist, wenn ich arm bin?

Hoewel hij arm was, was hij gelukkig.

Ungeachtet seiner Armut war er glücklich.

Lincoln's ouders bleven hun hele leven arm.

Lincolns Eltern waren ihr Leben lang arm.

Ik schaam me er niet voor dat ik arm ben.

Ich schäme mich nicht, arm zu sein.


Gerelateerd aan arm

armelijk - armoedig - beklagenswaardig - schamel