Vertaling van bad

Inhoud:

Nederlands
Duits
bad [o], badkuip [v] {zn.}
Badewanne [v] (die ~)
Bad [o] (das ~)
Hij zingt graag in bad.
Er singt gerne in der Badewanne.
Ik ga een bad nemen.
Ich werde ein Bad nehmen.
bad [o] {zn.}
Bad [o] (das ~)
bidden {ww.}
beten

ik bad
jij bad
hij/zij/het bad

ich betete
du betetest
er/sie/es betete
» meer vervoegingen van beten

bezweren, bidden, smeken {ww.}
flehen
beschwören

ik bad
jij bad
hij/zij/het bad

ich flehte
du flehtest
er/sie/es flehte
» meer vervoegingen van flehen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik ga een bad nemen.

Ich werde ein Bad nehmen.

Hij zingt graag in bad.

Er singt gerne in der Badewanne.


Gerelateerd aan bad

badkuip - bidden - bezweren - smeken