Vertaling van beginnen

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanbinden, aanvangen, beginnen {ww.}
anfangen
beginnen
anbrechen

wij beginnen
jullie beginnen
zij beginnen

wir fangen an
ihr fangt an
sie fangen an
» meer vervoegingen van anfangen

Ge moet onmiddellijk beginnen.
Du musst sofort anfangen.
Laten we beginnen.
Lasst uns anfangen!
aanbreken, aanvangen, beginnen, ingaan {ww.}
anfangen
beginnen

wij beginnen
jullie beginnen
zij beginnen

wir fangen an
ihr fangt an
sie fangen an
» meer vervoegingen van anfangen

Laten we beginnen.
Lasst uns anfangen!
Het experiment moet beginnen.
Das Experiment muss beginnen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ge moet onmiddellijk beginnen.

Du musst sofort anfangen.

Laten we beginnen.

Lasst uns anfangen!

Laten we beginnen.

Lasst uns anfangen!

Het experiment moet beginnen.

Das Experiment muss beginnen.

We kunnen vanavond beginnen.

Wir können heute Abend beginnen.

We beginnen dadelijk met het werk.

Wir werden bald mit der Arbeit anfangen.

In oktober beginnen de bladeren te vallen.

Im Oktober beginnen die Blätter zu fallen.

Laten we beginnen met die vraag.

Beginnen wir mit dieser Frage.

Mag ik nu beginnen met eten?

Darf ich jetzt mit dem Essen anfangen?

De lessen beginnen elke dag om negen uur.

Der Unterricht beginnt jeden Tag um neun Uhr.

Verbaasd zijn, zich verwonderen, is beginnen te begrijpen.

Überrascht sein, sich wundern, heißt anfangen, zu verstehen.

Komt het je uit morgen met het werk te beginnen?

Passt es Ihnen, morgen mit der Arbeit zu beginnen?

We raadden hen aan om vroeg te beginnen.

Wir rieten ihnen an, früh aufzubrechen.


Gerelateerd aan beginnen

aanbinden - aanvangen - aanbreken - ingaan