Vertaling van bekladden
Inhoud:
Nederlands
Duits
bekladden, bezoedelen, smetten, vlekken, bevlekken {ww.}
sudeln
beflecken
einflecken
flecken
beflecken
einflecken
flecken
wij bekladden
jullie bekladden
zij bekladden
wir sudeln
ihr sudelt
sie sudeln
» meer vervoegingen van sudeln