Vertaling van bibberen

Inhoud:

Nederlands
Duits
bibberen, flakkeren, lillen, trillen {ww.}
gruseln
beven van de kou, bibberen, huiveren {ww.}
vor Forst zittern
frösteln

wij bibberen
jullie bibberen
zij bibberen

wir frösteln
ihr fröstelt
sie frösteln
» meer vervoegingen van frösteln

beven, bibberen, huiveren, rillen, trillen {ww.}
zittern
zucken
beben

wij bibberen
jullie bibberen
zij bibberen

wir zittern
ihr zittert
sie zittern
» meer vervoegingen van zittern



Gerelateerd aan bibberen

flakkeren - lillen - trillen - beven van de kou - huiveren - beven - rillen