Vertaling van bijeenbrengen

Inhoud:

Nederlands
Duits
bijeenbrengen, meebrengen, meenemen, medenemen, medebrengen {ww.}
mitbringen
mitnehmen

ik zal bijeenbrengen
jij zult bijeenbrengen
hij/zij/het zal bijeenbrengen

ich werde mitbringen
du wirst mitbringen
er/sie/es wird mitbringen
» meer vervoegingen van mitbringen

Wat moet ik meenemen?
Was soll ich mitbringen?
Je mag wie je maar wilt meenemen.
Du darfst mitbringen, wen du willst.
verzamelen, bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, rapen, samenbrengen, verenigen, vergaren, paren, vergaderen, accumuleren, ophopen, opeenhopen {ww.}
aufstauen
auflaufen lassen
aufspeichern
stauen
speichern
aufhäufen
ansammeln
anhäufen
akkumulieren

ik zal bijeenbrengen
jij zult bijeenbrengen
hij/zij/het zal bijeenbrengen

ich werde aufstauen
du wirst aufstauen
er/sie/es wird aufstauen
» meer vervoegingen van aufstauen

aaneenvoegen, bijeenbrengen, samenbrengen, verenigen {ww.}
vereinigen
gesellen
fügen

ik zal bijeenbrengen
jij zult bijeenbrengen
hij/zij/het zal bijeenbrengen

ich werde vereinigen
du wirst vereinigen
er/sie/es wird vereinigen
» meer vervoegingen van vereinigen

Hij heeft geprobeerd de verschillende groepen te verenigen.
Er versuchte, die verschiedenen Gruppen zu vereinigen.