Vertaling van bijwonen
Inhoud:
Nederlands
Duits
aanwezig zijn, aanwezig zijn bij, bijwonen {ww.}
beiwohnen
dabei sein
anwesend sein
daneben sein
dabei sein
anwesend sein
daneben sein
ik zal bijwonen
jij zult bijwonen
hij/zij/het zal bijwonen
ich werde beiwohnen
du wirst beiwohnen
er/sie/es wird beiwohnen
» meer vervoegingen van beiwohnen